dagen van Handelingen
Blog v. Stempvoort
0

Niet naar de dagen van Handelingen

Een kreet die ik de laatste tijd vaker hoor is: “We moeten terug naar de dagen van Handelingen”. Hoe goedbedoeld ook en ik denk heus te begrijpen wat men bedoelt wanneer ze dit zeggen, toch zou ik liever niet terug gaan naar die tijd. Liever niet terug naar de dagen van Handelingen.

Laat me u uitleggen wat men volgens mij bedoelt met deze uitspraak, wat hier de goede bedoelingen achter zijn en waarom ik desondanks liever niet terug wil naar die tijd, maar juist uit kijk naar de komende tijd, hoewel die volgens het Woord van God er voor de aarde niet beter op zal worden.

De afgelopen jaren ben ik in heel wat verschillende kerken in Nederland en het buitenland geweest en er zijn behoorlijke verschillen in prediking en beleving. Waar het in de ene denominatie gaat om het houden aan wetten, regels en verplichtingen, gaat het bij een andere denominatie vooral om het praktiseren van naastenliefde, in woord en soms met daden. Weer andere denominaties leggen de nadruk op de persoonlijke geloofsbeleving, op welke manier dan ook (Bijbels of verre daarvan), andere denominaties hebben wat meer kennis van en vertrouwen in het Woord van God en houden zich vooral met de bestudering daarvan bezig.

Het lijkt alsof veel christenen in het algemeen, wellicht onder invloed van filosofie en ‘zeitgeist’, het geloof en Gods bestaan persoonlijk willen ervaren en beleven en het lijkt tegelijkertijd alsof dit hen desondanks niet lukt. Ze willen als het ware een epifanie, een Godsopenbaring aan hen persoonlijk. Zoals God tegen Adam, Noach, Abram, Sara, Paulus (om maar een Nieuw Testamentische gelovige te noemen) sprak. Wat me een behoorlijk egocentrische geloofsopvatting lijkt. Het unieke aan Paulus is dat hij persoonlijk door God bij wijze van spreken in zijn nekvel werd gegrepen en werd aangesproken. Het is niet voor niets dat Paulus zich een “ontijdig geborene” noemt. Wat hem gebeurde paste niet meer bij wat kenmerkend was voor de fase van het Plan van God dat Hij voltrekt. De tweede helft van de eerste Romeinenbrief legt uit dat wat we om ons heen aan ellende ervaren het gevolg is van het feit dat de mensheid als collectief God niet erkent. Daarom heeft God hen overgelaten aan hun zelfgekozen lot. De kinderen in het geloof verwachten/eisen inzichten en ervaringen, die hen pas ten deel vallen wanneer zij ‘de zinnen geoefend hebben’ lezen we in Hebreeën 5:14. Zoals kinderen eigenlijk altijd de plezierige dingen willen die horen bij het leven van een volwassene.

Begrijp me niet verkeerd: ik ga er, zoals u hopelijk vaker in mijn blogs hebt gelezen, heus van uit dat een ieder die gelooft in de dood en opstanding van Jezus Christus toegevoegd is aan de Gemeente en deel uit maakt van Zijn Lichaam. Daarnaast twijfel ik ook niet aan de intenties van mensen die naar eigen zeggen christen zijn. Ik hoop van ganser harte dat ze wedergeboren christenen zijn en Gods Geest hebben ontvangen. Waar ik wel wat twijfels bij heb, is hun kennis van wat ze geloven. Geloven ze in wat ze ervaren/beleven, in wat zij als juist en goed beschouwen, in wat ze gepredikt krijgen vanaf de kansel, of geloven ze in het Woord van God?

De scepsis die u proeft in bovenstaande alinea’s is niet slechts die van mij, maar vinden we in veel harder en scherper taal terug in de Bijbel. In Handelingen 17 vers 10 en 11 lezen we bijvoorbeeld dat de gelovigen te Berea edeler genoemd worden dan die te Thessalonica, met als onderscheid dat die te Berea zelf de Schrift bestudeerden om te zien of de prediking wel overeenkwam met Gods Woord. Aan de Galaten werd gevraagd hoe ze het in hun hoofd haalden om, na tot geloof gekomen te zijn in de prediking van genade door de dood en opstanding van Jezus Christus, toch weer terug te gaan naar de dagen van daarvoor en weer onder de wet te gaan leven?

In Openbaring 2 en 3 lezen we tenslotte hoe er onderscheid is in de verschillende gemeenten. En of je nu van mening bent dat dit een beschrijving is van zeven feitelijke, lokale gemeenten, van zeven verschillende stromingen of van de heilsgeschiedenis van de dagen van Handelingen tot de Opname van de Gemeente, het moge duidelijk zijn dat er verschil is tussen de daar beschreven gemeenten en dat we uit die beschrijvingen kunnen leren wat volgens de Heer wél de bedoeling is en wat niet.

Het bestuderen van Gods Woord is iets wat ons als gelovigen op het hart gedrukt wordt. Het toenemen in kennis van Hem blijkt een kenmerk te zijn van het groeien in geloof. Doen we dit, dan nemen we ook toe in begrip van Hem, we leren God kennen en Zijn plan met deze wereld. En hoewel God eeuwig is, zijn wij en de hele schepping dat niet, verre van dat, we zijn zeer tijdelijk en tijdsgebonden. Hierdoor is Zijn plan dat ook. En zoals een boekrol afgerold wordt, zo wordt het plan van God uitgevoerd. Het blijkt te bestaan uit verschillende, zeer onderscheiden perioden of bedelingen, we kennen ze uit de geschiedenis. De tijd van Adam tot Noach is anders dan de tijd van Noach tot Abraham, van Abraham tot Mozes is weer heel anders van karakter dan de tijd van Mozes tot de aardse omwandeling van de Heere Jezus, vanaf die tijd tot de Opname van de Gemeente is weer van een heel ander karakter, zoals ook de tijd erna weer van totaal ander karakter zal zijn. Wilt u hier (Opname van de Gemeente, de bedelingen Gods, of andere onderwerpen) meer over weten, dan is er op deze website uitstekende informatie te vinden.

Wat duidelijk wordt bij bestudering van de Bijbelse geschiedenis, is wel het feit dat het begin van een bedeling heel sterk een bepaald karakter heeft en dat dit karakter sterk verschilt van dat van de bedeling ervoor. Dit om duidelijk te maken dat er een nieuw hoofdstuk is aangebroken in het plan van God. Denk aan de hof van Eden, de ark, Abraham die uit Ur der Chaldeeën ging, de uittocht uit Egypte, de wonderen en tekenen die de Heere Jezus en later Zijn apostelen deden. Stuk voor stuk unieke, illustratieve situaties die aantoonden dat het vorige voorbij was en dat er iets nieuws was aangebroken.

Jezus en later Zijn apostelen (NB: Niet alle gelovigen van die tijd, maar specifiek de apostelen!) deden tekenen en wonderen om te laten zíen dat zij van God de macht en autoriteit hadden gekregen om te prediken dat het Nieuwe Verbond, de bedeling van genade, was aangebroken. Door de daad bij het woord te voegen, lieten ze zien dat God met hen was. Het staat uitdrukkelijk beschreven dat het Jezus en, na Zijn Hemelvaart, de apostelen waren die deze macht gegeven werd. Om te laten zien dat God met hen was en dóór hen sprak. Zij zijn ook degenen die de Nieuw Testamentische brieven geschreven hebben. Dit doen van tekenen en wonderen was niet gegeven aan alle gelovigen, maar specifiek aan de apostelen! Zoals duidelijk beschreven: “..er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drie duizend zielen. En zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden. En een vreze kwam over alle ziel; en vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen.” Handelingen 2: 41-43

Even terug naar eerder op die eerste Pinksterdag, “En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. En er waren Joden, te Jeruzalem wonende, godvruchtige mannen van allen volke dergenen, die onder den hemel zijn. En als deze stem geschied was, kwam de menigte samen, en werd beroerd, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. En zij ontzetten zich allen, en verwonderden zich, zeggende tot elkander: Ziet, zijn niet alle dezen, die daar spreken, Galileërs? En hoe horen wij hen een ieder in onze eigen taal, in welke wij geboren zijn? … wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken.” (Handelingen 2:4-11)

Het was dus geen wartaal of ‘hemels gebrabbel’ wat de apostelen zeiden. Het waren bestaande talen! Zij spraken in de taal van de aanwezige buitenlanders. Zij spraken deze buitenlanders, “godvruchtige mannen van allen volke dergenen, die onder den hemel zijn” aan in hun eigen taal! Laat niemand dus ooit meer verkondigen dat het gebrabbel wat men tegenwoordig ‘tongentaal’ noemt iets Bijbels is. Ten eerste, ‘tongentaal’ is een tautologie: een tong is een taal. Iemands tongval is iemands dialect/accent. De tong bepaalt iemands uitspraak en is daarnaast cruciaal bij het leren van een vreemde taal. Ten tweede, wat voor iemand als wartaal moge klinken, is gewoon een taal van een ander volk, zo lezen we hier heel duidelijk. Het is geen onbegrijpelijk gebrabbel, maar zij verkondigen ‘de grote werken Gods’ in verstaanbare taal.

Toen Mozes 70 oudsten aanstelde om het volk te richten, “.. kwam de HEERE af in de wolk, en sprak tot hem, en afzonderende van den Geest, die op hem was, legde Hem op de zeventig mannen, die oudsten; en het geschiedde, als de Geest op hen rustte, dat zij profeteerden, maar daarna niet meer.”(Numeri 11:25) Zo stelde Jezus later 12 discipelen aan en zei: “ontvang de Heilige Geest” en zij profeteerden met Pinksteren, zo hebben we net gelezen in Handelingen 2. De parallel moge duidelijk zijn. Bij het begin van de bedeling van de wet werd er geprofeteerd door degenen die aangesteld werden, daarna niet meer. Bij het begin van de bedeling van de genade werd er geprofeteerd, maar alléén door de apostelen, daarna niet meer!

Wat betreft het ‘vallen in de Geest’, dat naast tongentaal en gebedsgenezing vaak voorkomt in evangelische kringen: hiertoe wil ik slechts twee voorbeelden geven, die voor zich spreken. In Matthéüs 17 lezen we de geschiedenis van de maanzieke knaap. Jezus is (net als vandaag de dag) boven, op de berg. Enkele van Zijn volgelingen zijn hier op aarde bezig een duivel uit te drijven uit de jongen. Wat doet die duivel met het kind? Hij laat hem vallen! Zo lang Jezus boven (in de hemel) is, lukt het Zijn discipelen niet om duivelen uit te drijven. De situaties later, na Pinksteren, zijn uitzonderlijk, heb ik hopelijk eerder in deze blog aangetoond en dienden slechts om te laten zien dat zij inderdaad het evangelie predikten. Zoals Jezus Zelf zegt: “Om te laten zien dat Mij macht is gegeven om de zonden te vergeven, kan Ik deze wonderen doen.”  Mocht u me niet geloven: vraag het Nicodémus. De tweede situatie waarin mensen vallen is in Johannes 18 vers 6, waarin degenen die Jezus komen arresteren achteruit struikelen en vallen. Het staat beiden in schril contrast met wat Jezus en Zijn apostelen doen. Jezus zegt namelijk vaak tegen mensen die in Hem geloven: “Sta op!” Hij zegt niet: “Val neer!” Dat is wat de duivel met mensen doet, zoals u gelezen hebt in Matthéüs 17.

Nadat de Bijbel voltooid is door de apostelen, wordt er in Openbaring 22 specifiek gezegd: “Want ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie dezes boeks hoort: Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn. En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens, en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is.” (Openbaring 22:18-19) Mocht u zich nog afvragen waarom het in landen, waar men een profeet volgt die verkondigde dat de Bijbel niet af was en dat hij nog een aanvulling had, zo’n narigheid is dat zij tamelijk massaal naar de landen vluchten waar (nog) relatief veel christenen wonen, dan hebt u in dit laatste Schriftgedeelte hopelijk een afdoende antwoord.

Ten slotte wil ik antwoord geven op de vraag waarom ik niet terug wil naar de dagen van Handelingen. In onder andere het boek Daniël lezen we over de verschillende wereldrijken die elkaar opvolgen. Het Romeinse rijk komt overeen met ‘de benen van ijzer’, het wachten is op het rijk van ‘de voeten van ijzer en modderig leem’. En me dunkt dat we voor onze ogen de vervulling zien van wat Daniël aan Nebukadnezar vertelt: “Dat gij gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem, zij zullen zich wel door menselijk zaad vermengen, maar zij zullen de een aan den ander niet hechten, gelijk als zich ijzer met leem niet vermengt.

In die periode tussen deze beide rijken, doet God een ‘verborgen werk’ onder de heidenen, namelijk het verzamelen van de Gemeente. Die als mannelijke Zoon wordt ‘weggerukt tot God en Zijn troon’ lezen we in Openbaring 12:5. Terugverlangen naar de dagen van Handelingen is als het terugverlangen naar het begin van de zwangerschap, terwijl de periode van ‘blijde verwachting’ bijna voorbij is. Immers, voor het eerst in 19 eeuwen is er sinds relatief recente datum weer sprake van een vijgenboom, zoals Jezus de Joodse staat Israël omschrijft in Matthéüs 24:32.

Maar goed, wanneer de keuze gaat tussen ongelovig zijn of het hebben van een kinderlijk geloof (iemand die behoefte heeft aan allerlei uiterlijkheden) zoals Paulus het noemt: ja, dan zou ik willen dat ze allemaal profeteren, zoals ook Mozes en Paulus gefrustreerd uitroepen (Numeri 11:29, 1 Korinthe 14:5). Immers, profeteren is het verkondigen van de Woorden van God! En we hebben Gods Woord, namelijk de Bijbel, dus laten we vooral beproeven of datgene wat gesproken/geprofeteerd wordt, ook klopt met wat er in Gods Woord geschreven staat en laten we dat zo genuanceerd en gedetailleerd mogelijk doen. Met liefde voor God, liefde voor onze medemensen en liefde voor de Waarheid, want zonder dat is de kennis niets.

Waakt, staat in het geloof, houdt u mannelijk, zijt sterk. Dat al uw dingen in de liefde geschieden. De genade van den Heere Jezus Christus zij met u. Mijn liefde zij met u allen in Christus Jezus. Amen. (1 Korinthe 16: 13,14, 23 en 24)


Niet naar de dagen van Handelingen

Niet naar de dagen van Handelingen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *