De huidige tijdgeest is te kenmerken met: stuurloosheid, ijdelheid en gemakzucht in een steeds veranderende wereld. God echter was, is en blijft Dezelfde. Wij hebben de Ware God dan wel uit het publieke leven verbannen, maar Hij klopt aan jouw deur en wil in jouw hart wonen.
Wanneer een hulpbehoevend mens op ons pad komt, is het onze verantwoordelijkheid om die mens, zonder aanzien des persoons, zo goed mogelijk te helpen. Daarom verbaas ik mij erover dat men dergelijke individuele verantwoordelijkheden en leefregels tot politieke speerpunten maakt: in een democratie is dit onmogelijk. In een constitutionele monarchie zou het nog kunnen; het hoofd bestuurt dan het lichaam. Bij een democratie is hiervan geen sprake: wij hebben onszelf onthoofd en de koning monddood gemaakt. Ons staatshoofd bestuurt niet langer het lichaam, kijk maar naar de politieke besluitvorming en het landsbestuur: de spreekwoordelijke kippen-zonder-kop, die alle kanten oprennen, tegen een muur knallen en dan weer heel hard de andere kant op rennen. Ook in het hoenderhok der Europese Unie gooit iemand zo af en toe een knuppel, maar dat hoeft eigenlijk niet eens te gebeuren om het Europese politieke beleid te vergelijken met een horde door elkaar rennende kippen zonder kop, soms even toevallig min of meer dezelfde kant op, en even later weer in volledig tegenovergestelde richting.
Niet voor niets staat er geschreven: ‘Die in de hemel zit, zal lachen.’ (Psalm 2:4) In de verzen ervoor staat dat de heidenen ijdelheid bedenken, hun heersers beraadslagen tegen God en ze willen de banden verscheuren. Hoe treffend duidt dit onze tijd aan! Geen enkele norm of waarde staat nog ter discussie. De banden van gezin, familie, volk, of samenleving, ze worden stuk voor stuk verscheurd. Elke band moet gebroken worden, we dulden geen enkel gezag meer. Verlichting en Franse Revolutie hebben geleid tot het monddood maken van eenieder die een ander geluid laat horen dan wat de massa wil. ‘Gemak dient de mens,’ zegt men, en onder het motto: ‘Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan?’ kiest men de weg van de minste weerstand. Dat de moeilijkste echter vrijwel altijd de juiste keuze is, ontdekken we helaas vaak pas later, na veel schade en schande. Iets niet doen omdat je er geen zin in hebt, tegenwoordig kennelijk een optie, is ontzettende dwaasheid, maar blijkt het motto van de moderne mens. ‘Als je niet doet wat je leuk vindt, verspil jij je tijd,’ is een bekende kreet die moet doorgaan voor levenswijsheid. Maar veel dingen moeten nu eenmaal gewoon gedaan worden, of je ze nu leuk vindt of niet.
Afzien, doorzettingsvermogen, volharding, wilskracht; deze ouderwetse termen bezigden je opa of oma wellicht nog weleens, wanneer ze je iets wilden bijbrengen. Die generatie was nog bekend met de Statenvertaling. Helaas wordt die door leeftijdsgenoten van mij verafschuwt wegens ‘dat irritante taalgebruik’. De irritatie lijkt voort te komen uit het feit dat men moeite heeft met de boodschap. Die is namelijk niet in de eerste plaats gericht op het hier en nu van ons dagelijks leven, maar op een toekomst in heerlijkheid, waar we pas komen door lijden heen. Daarnaast lijkt men moeite te hebben om de gedachte te volgen en de aandacht bij de tekst te houden. De zinnen in de Statenvertaling zijn nogal lang en er worden veel synoniemen gebruikt en zaken worden omslachtig beschreven om zodoende een volledig beeld te geven van de boodschap. Helaas zijn we tegenwoordig steeds meer gewend aan steeds kortere stukjes tekst met een steeds oppervlakkiger boodschap. Hierover heb ik eerder al eens geschreven onder de titel Evolutie van de taal.
Barmhartigheid, erbarmen, gezag, mededogen, ontferming, nog enkele van die termen uit die vermaledijde Statenvertaling. Wie ze nu nog wil horen, dient te rade te gaan bij ‘de zware kerken’, want elders zijn ze in onbruik geraakt en is hun betekenis verloren gegaan. Met de woorden verdween ook het besef. Als de woorden ervoor iemand ontbreken, kan het begrip ervan immers niet overgebracht worden; laat staan dat men zich bepaald gedrag aanleert. Het feit dat men deze Christelijke idealen niet meer beoefent, was niet omdat ze niet geschikt waren, maar omdat men het in eigen kracht wilde doen en dat bleek te moeilijk.
Onze samenleving heeft de kerk en God verbannen uit de publieke sfeer, en Nietzsche verklaarde ons hiermee al tot de beklagenswaardigste mensen. Wanneer de mens niemand meer heeft om verantwoording aan af te leggen, wie bewaart dan nog de moraal, het fatsoen en de normen en waarden? In zijn boek De afschaffing van de mens schreef C.S. Lewis reeds: ’’ We verwijderen het orgaan en toch eisen we wel de functie ervan!’’ Geloof, kerk, Bijbel, God, ze worden uit de samenleving geweerd, en onder het mom van scheiding van kerk en staat is het de overheid die bepaalt hoe men zich dient te gedragen. Waartoe dat kan leiden, hebben we overvloedig gedemonstreerd gezien door fascistische en communistische regimes: over het algemeen democratisch gekozen, maar dat betekent slechts dat men het mandaat heeft van het volk, dat in de waan verkeert dat de regering, bestaande uit zogenaamde volksvertegenwoordigers, zijn wil uitvoert. Er wordt van alles beloofd om maar stemmen te krijgen en in de loop van een regeerperiode rijst dan de vraag: ‘Welke verkiezingsbelofte is er eigenlijk niet gebroken?’ ‘Het is beter om tot den Heere toevlucht te nemen dan op heersers te vertrouwen’, zegt de Bijbel. (Psalm 118:9) En niet voor niets. Politieke partijen laten de overtuigingen die hen onderscheiden en waarom men nu juist op hen stemde, spontaan los om maar aan de macht of tot een akkoord te komen.
Hoe anders is dit met het Woord van God! De Bijbel is de eeuwen door onveranderd gebleven – hoewel er nieuwe vertalingen in omloop komen, omdat de taal nu eenmaal aan slijtage onderhevig is (zie: https://vlichthus.nl/evolutie-van-de-taal-degeneratie-en-devaluatie-gedachtegoed). Ook zijn er boeken die wel iets lijken toe te voegen aan de Bijbel, de zogenaamde apocriefe boeken. Dat moge zo zijn, maar de Here God, Schepper van hemel en aarde, is toch heus in staat om Zijn Woord de eeuwen door Zijn authentieke boodschap te laten verkondigen. Die boodschap luidt dat, wat er ook verandert, er bij Hem behoud is van uw ziel. (Zie: https://vlichthus.nl/36-het-woord-is-en-brengt-leven). Hij kijkt niet naar oppervlakkige, uiterlijke zaken. Mode en dergelijke grillen zijn Hem vreemd. Hij is de eeuwen door Dezelfde. (Jesaja 41:4, Hebreeën 13:8) Hij is nu toch steeds Degene Die Hij was toen Hij hemel en aarde schiep. Hij is nog steeds Dezelfde die Zich gedurende veertig eeuwen actief met de mensheid bemoeid heeft, o.a. door profeten. Nu, sinds de dagen van Handelingen en sinds de Bijbel compleet is, spreekt Hij nog slechts door Zijn Woord, de Bijbel. (Hebreeën 1:1) En die blijkt verrassend actueel! Niet alleen bevat die veelal de oorspronkelijke ideeën, die tegenwoordig door vele filosofen in een modern jasje weer in omloop worden gebracht (hoewel de Bijbel die veelal afdoet als ijdelheid en dwaasheid), maar ook de gebeurtenissen die we om ons heen zien en die het nieuws lijken te beheersen, werden zo’n 2500 jaar geleden al voorzegd.
De Bijbel spreekt op verschillende plaatsen en bij verschillende gelegenheden over de huidige tijd. Sommige dingen zijn lange tijd lastig te duiden geweest, bijvoorbeeld die over de ligging van landen: de wereldkaart van nu was vele eeuwen heel anders. Nu is er bijvoorbeeld weer een (ongelovige) Joodse staat. En Syrië, dat pas weer sinds de Eerste Wereldoorlog bestaat, stond ook niet op de kaart. Wie daarvóór profetieën uit de het Oude Testament, dan wel van de Here Jezus Zelf, wilde duiden, stond voor een zware taak, want wat daar was beschreven, was onvindbaar in de wereld van die dagen. Dat leidde eeuwenlang tot de vreemdste constructies om de profetie maar vervuld te kunnen verklaren. Maar sinds beide wereldoorlogen vinden we weer de kaart, met daarop de landen zoals die min of meer in de dagen van de Heere Jezus eruitzag.
Waar het gebied van de Bijbelse geschiedenis eeuwenlang haar identiteit verloor, verloren ook de stammen van Israël enkele eeuwen daarvoor al hun identiteit en zij werden incognito tot vele nieuwe volken, terwijl de Joden halsstarrig hun identiteit behielden met hun zelfbedachte religie. Precies dat neemt Jezus hun kwalijk. Hierom zegt Hij tegen de Joden: ’Ik ga naar de verloren schapen van Israël!’ (Jesaja 65:1, Matthéüs 15:20, Jakobus 1:1) en precies dat heeft Hij de afgelopen twintig eeuwen gedaan.
In zoveel aspecten zien we een terugkeer naar de situatie ten tijde van het leven van de Here Jezus op aarde. De taal van de Grieken en Romeinen mogen wij dan als ‘dode talen’ bestempelen, hun gedachtegoed is springlevend, hoewel aan fikse slijtage onderhevig. Met de taal eroderen de ideeën, zodat we nog slechts hun meest materialistische en oppervlakkige ideeën verkondigd horen. Filosofie betreft tegenwoordig nauwelijks meer dan het verwoorden van gedrag en gevoel van mensen. Enerzijds streven naar genotzucht en anderzijds een niet geringe mate van deugdzaamheid. De Epicurische en Stoïsche wijsgeren (Handelingen 17:18) zouden zich in hun graf omkeren.
De tijd van opbouw van de Gemeente is bijna voorbij, de cirkel is bijna rond. De geschiedenis van de Kerk, het volgroeien van de Gemeente: het is een prachtig en ontroerend schouwspel geweest, met geweldige meesterstukken op vele vlakken van het menselijk bestaan. De missionarissen van de eerste eeuwen, die er op uit trokken om het evangelie te verkondigen, brachten rust en vrede waar angst en bijgeloof heerste. De vele monniksorden van de eeuwen erna hebben onwaarschijnlijk veel gedaan om het land te ontwikkelen, de woeste gronden te cultiveren en geschikt te maken voor de landbouw, veeteelt en bewoning door de mensen. Onderwijs en een rechtvaardig bestuur waren in belangrijke mate te danken aan het werk van de kerk. Natuurlijk, er is veel mis gegaan, terugkijkend zijn er veel zaken die absoluut niet nuttig waren of juist ronduit schadelijk. Ondanks dat het de Geest was Die hen dreef bleef het gewoon werk dat door mensen uitgevoerd werd. Toch blijft het feit dat de bezieling van al die gelovigen geweldige meesterwerken hebben voortgebracht. Lezen we de literatuur van de afgelopen eeuwen, bekijken we de schilderijen of wandelen we door een kathedraal, dan valt ons als het goed is een gevoel van schoonheid, verwondering en ontroering ten deel. We weten ons uitgetild boven het aardse.
Nu we het einde van onze bedeling naderen en het kind in de buik van de moeder bijna het moment van verlossing nabij is, (Openbaring 12:5) kijken we terug en zien we hoe wáár de brieven aan de zeven gemeenten in Openbaring 2 en 3 zijn. Waar in het begin hele volken tot geloof kwamen, waar vele instituten en organisaties het leven zagen en keer op keer weer een revolutie naar de ware leer was en we zelfs in het begin van de 20e eeuw nog getuige waren van grote opwekkingen, waarbij duizenden hun leven aan de Heer gaven, is het nu nog slechts een kwestie van ‘de pan uitschrapen’. We zijn nog nooit zo ongelooflijk rijk geweest en tegelijkertijd zo schrijnend arm. Niet voor niets staat in Openbaring 3 in de laatste brief aan de zeven gemeenten: ’Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt.’ (Openbaring 3:17)
De Heer ziet ons, elk afzonderlijk. Hij kent u en mij persoonlijk, beter dan we onszelf kennen en Hij roept eenieder van u tot Zich. ‘Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.’ (Openbaring 3:20) Een individuele oproep in wat een brief aan de gehele kerk in onze dagen zou kunnen zijn. Maar de Heer Die schrijft: ’Ik sta aan de deur en Ik klop’ geeft daarmee te kennen dat Hij niet in de kerk is, maar erbuiten staat. Dat lijkt mij een verschrikkelijke vaststelling; de Heer, Wiens naam de christenheid draagt, geeft Zelf te kennen Zijn plek niet meer te vinden in de kerken. Er zijn heus nog kerken met voorgangers die oprecht het Woord van God verkondigen en waar de gemeenteleden zich deel van het Lichaam van Christus weten, absoluut, maar zij zijn niet meer toonaangevend. Aan ons schrijft Hij ‘Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.’ Nog steeds wil Hij binnenkomen, bij u, persoonlijk.
Onttrekt u zich aan de tijdgeest?
Laat u Hem binnen?
De huidige tijdgeest
De huidige tijdgeest