2 Petrus 1 : 16-21
Want wij zijn geen kunstelijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekend gemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit.
Want Hij heeft van God den Vader eer en heerlijkhied ontvangen, als zodanig een stem van de hoogwaardige heerlijkheid tot Hem gebracht werd: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb.
En deze stem hebben wij gehoord, als zij van den hemel gebracht is geweest, toen wij met Hem op den heiligen berg waren.
En wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de morgenster opga in uw harten.
Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging;
Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door den wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken.
Wij hebben dat profetische woord, dat zeer vast is
Vers 19 is de climax van dit gedeelte. Wij hebben dat profetische woord en dat is zeer vast en in zekere zin het enige licht dat we hebben. Het Licht der wereld is Christus, maar Die kennen we alleen uit het Woord. Als we het normaal gesproken over het profetische woord hebben, dan denken we aan Daniël en Openbaring. Die boeken spreken over de dingen die nog moeten gebeuren. De aardigheid is dat er in dit Schriftgedeelte helemaal niet gesproken wordt over de dingen die haast geschieden moeten. Het gaat hier over actuele zaken.
In dat verband gebruikt Petrus hier die term “het profetische woord”. In vers 12 gaat het over tegenwoordige waarheid. Dat is niet alleen de waarheid van toen, maar de waarheid van heel de vijfde bedeling, de bedeling waarin wij nu leven vanaf de opstanding van Christus.
Die tegenwoordige waarheid is de kracht en toekomst van onze Heere Jezus Christus en die waarheid is niet ontleend aan kunstig verdichte fabelen. Daar ontleend de wereld haar “waarheid“ uit.
Van een verheerlijkte Christus is pas sprake na Zijn opstanding
Petrus verwijst naar die gebeurtenis op de heilige berg. Daar zag men de verheerlijkte Heer. Verder was Hij in Zijn aardse omwandeling niet heerlijk. Die heerlijkheid liet Hij soms zien door o.a. wonderen en tekenen. Van een verheerlijkte Christus is pas sprake na Zijn opstanding (zie ook Markus 9). Er waren 12 discipelen, maar slechts 3 gingen mee de berg op. De rest probeerde beneden de duivel – de maanzieke knaap – te verslaan). Dat is nu helaas ook zo. Er zijn slechts weinigen die Christus met heerlijkheid en eer gekroond zien en dat komt door het negeren van het profetische woord.
Vanaf Genesis 1 wordt ons al een verheerlijkte Christus voorgehouden. Dat is de Zoon des mensen, Die gezeten is aan de rechterhand Gods en gegeven is alle macht in hemel en op aarde.
Er zijn 2 bronnen om dat te kunnen weten. Ten eerste zijn zij aanschouwers geweest en hebben het ook gehoord (vers 18) en ten tweede hebben zij het profetische woord, dat zeer vast is (vers 19).
Het profetische woord
Het profetische woord