Tijdens een nachtelijke speurtocht met een groep tieners was er regelmatig het verzoek om de zaklampen naar de grond te richten. Zodoende werd voorkomen dat mensen in de ogen geschenen werden en daar last van hadden. Een logisch verzoek, want in de nacht is het contrast met fel licht erg groot en kan het vervelend en pijnlijk zijn om met een lamp in de ogen geschenen te worden. Overdag hebben we daar een stuk minder last van.
Er zijn allerlei positieve lichamelijke effecten te noemen van het ontvangen van voldoende zonlicht. We voelen ons veelal opgewekter, fitter en energieker in de zomer dan in de winter en er zijn zelfs lichttherapieën voor mensen die door donker weer in een donkerder stemming raken. We noemen het niet voor niets somber wanneer er overdag weinig licht is.
Dagelijks maken we het bijzondere moment van de dageraad mee, hoewel niet altijd bewust. Het moment dat de duisternis van de nacht verdwijnt: het zwarte uitzicht wordt lichter, grijzer. Naarmate het lichter grijs wordt, ontwaren we meer vormen en contrast. Het mooie aan het menselijk oog is dat het niet slechts grijstinten waarneemt. Bij voldoende licht kunnen wij ook kleuren zien en het is in die kleuren dat de ware rijkdom van het leven schuil gaat. Pas bij voldoende licht zien we de kleurenpracht van de schepping en iedere kleur heeft zijn eigen verhaal, zijn eigen betekenis.
Kijken we naar het natuurkundige aspect van licht, de straling, dan ligt dit voor het mensenoog waarneembare spectrum te midden van andere straling. Het voor ons waarneembare spectrum loopt van blauw naar rood. Niet toevallig is het dat de bij, het hemelse wezentje dat zijn leven lang bezig is met het verzamelen van die gouden schat voor later, ook blauwer dan blauw (ultraviolet) licht kan waarnemen. En het is juist de slang, zo laag bij de grond, zo dicht bij de aarde, op de loer om anderen op te eten, die ook infraroodstraling kan waarnemen.
Blauw doet mij denken aan de hemel, aan hemelse dingen, de dingen die spreken over het eeuwige leven. Hemelse zaken kunnen wij niet waarnemen, zoals wij blauwer dan blauw (ultraviolet) licht niet kunnen waarnemen. De bij kan dit wel. De bij brengt het grootste deel van zijn leven in de lucht, in de hemel, door en werkt voor anderen. De bij leeft niet voor zichzelf, maar voor zijn volk, zoals de christen in de eerste plaats zijn leven stelt in dienst van de Gemeente, het volk van God. Wat de bij verzamelt is niet voor hemzelf, maar wordt als een schat bewaard voor later. Niet toevallig is de honing, die schat, goud van kleur. Aan de christen wordt ook een gouden schat in de hemel voorgesteld, als loon voor zijn werk op aarde.
Rood daarentegen doet mij denken aan de aarde en aan bloed, aan de tastbare, lichamelijke dingen. Al het uiterlijke: we worden zelf ook rood wanneer we ons schamen, boos zijn, opgewonden zijn, wanneer het lichaam, het vlees actief is. Het is juist dit vlees dat ons zo dwars kan zitten. We kennen waarschijnlijk allemaal wel de gedachte: “Waarom heb ik dat gedaan?”, wanneer ons lichaam in een reflex iets doet. Het was geen bewuste actie, we hebben er niet over nagedacht, het kwam niet voort uit onze geest, maar het was iets lichamelijks. Processen die voor het in stand houden van dit aardse lichaam noodzakelijk zijn, zoals onze hartslag, onze spijsvertering, zijn zaken die onbewust geregeld worden. Ze zijn er en ze zijn noodzakelijk, maar we zouden er niet bij stil staan. We kunnen ze niet eens waarnemen. Pas als we met onze handen ons eigen lichaam aanraken, merken we iets van deze processen. Roder dan rood licht, infrarood licht, kunnen wij ook niet waarnemen, maar slangen kunnen dit wel. Het is dan ook de slang die in de hof tot Eva spreekt en hij gebruikt een voorbeeld van aardse voeding om de mens over te halen God ongehoorzaam te zijn. Prompt wordt de mens zich bewust van zijn lichaam en begint hij te sterven. Dat is het wat het bezighouden met aardse zaken doet met het leven van de mens. De slang leeft voor zichzelf: hij produceert niets, maar hij doodt. Hij heeft geen poten, maar hij schuift op zijn buik over de aarde. De buik staat symbool voor het aardse, vleselijk genot en het verzorgen van het lichaam.
We kennen ook de koperen slang in de woestijn die door Mozes verhoogd werd. Elk mens die opkeek naar deze verhoogde slang stierf niet, maar werd genezen. In het Nieuwe Testament wordt uitgelegd dat die verhoogde slang een beeld is van Jezus. Ook nu nog kennen we het symbool van die verhoogde slang als de aesculaap, het teken van de apotheken en dokters, waar je heen gaat om genezen te worden. Zo is het ook met Jezus, in Zijn aardse omwandeling heeft hij de mens laten zien hoe wij ons leven op aarde zouden leven, onze handel en wandel zou spreken over onze liefde voor God. Vanuit liefde voor God hebben wij onze medemensen lief, in die volgorde wel te verstaan! Het zal ons genezen, geestelijk in elk geval en soms ook lichamelijk. De liefde voor God heeft een helende uitwerking in ons leven en dat van onze medemensen. En hoezeer we soms, ik in elk geval, de neiging hebben om elkaar in de ogen te schijnen, laten we ons licht vooral schijnen op ons pad, door middel van onze levenswandel.
Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn. Noch steekt men een kaars aan, en zet die onder een koornmaat, maar op een kandelaar, en zij schijnt allen, die in het huis zijn; Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken. (Matthéüs 5 : 14-16)