Gij schijnt als lichten in de wereld
Een vraag die ik wel eens krijg van pubers is: hoe stel je je als christen op te midden van ongelovigen?
Veel christenen hebben het nauwelijks over Christus, maar Jezus is wel een populaire persoon. Wanneer men dan ook niet goed weet hoe om te gaan met een situatie, rijst de vraag: “Wat zou Jezus doen?” En natuurlijk is het voorbeeld van Jezus voor de mens het beste voorbeeld om te volgen. Immers van hem zegt God: “Deze is Mijn Zoon!” (Mat 3:17, 12:18, 17:5, Mar 1:11, Luk 3:22) Echter, Jezus deed alles óm de Christus te worden, (Heb. 2:6-10) om te laten zíen dat Hij Degene was Die de wet zou vervullen (Mat 5:17, Ef 4:10) en Die de Eerste werd van een nieuwe schepping. (Hand 26:23, 1 Kor 15:20, 23, Kol 1:18) Geen herstel of reparatie dus, maar iets totaal níeuws, (2 Kor 5:17, Gal 6:15) van een totaal andere orde. (1 Kor 2:14, 15) Hij riep niet in de eerste plaats op tot humanitaire hulpverlening, Zijn prediking was níet gericht op het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden voor actief betrokken burgerschap hier op áárde, maar juist om de mens daarvan te bevrijden. (Kol 2:8, 20) Natuurlijk is het zo dat de Geest Zijn uitwerking heeft in je leven en dat dit een positieve invloed heeft op je omgeving, (Mat 5:16, Ef 2:10, Kol 1;10, Tit 2:7, 1 Pet 2:12) echter dit is bijzaak en absoluut niet het dóel.
Van Jezus vinden we in de Bijbel nauwelijks iets over enige omgang of contact met ongelovigen. Mensen die Hij tegenkwam en met wie Hij in gesprek raakte kwamen óf tot geloof, of volharden en verharden zich in hun ongeloof. (Joh 12:40, Hand 19:9) Mijn persoonlijke mening: blijf bij die verharde ongelovigen uit de buurt. (1 Kor 5:9-15, 2 Kor 6:14-17) Ze willen niet bekeerd worden en hebben een dimmende werking op het Licht wat jij geeft. (Ef 4:17-24) Voor zover Hij contact had met ongelovigen, waren het Joodse religieuze leiders die Zijn woorden in twijfel trokken en waar Hij felle discussies mee had. Hij spreekt hen dan ook recht in hun gezicht aan als: “Gij geveinsden” (Mat 15:7, 16:3, 22:19, 23:13, 14, 15, 23, 25, 27, 29, Luk 11:44, 12:56) of “Gij blinde leidslieden”. (Mat 15:14, 23:16, 23:24) Jesaja omschreef ze eerder al als: “verleiders” (Jes 9:15/16) en “stomme honden”. (Jes 56:10) Tot zover de Bijbel over religie: veinzen en verleiden dus.
Religie en cultuur gaan vaak nauw samen, de Joodse cultuur wordt gevormd door de Joodse religie. Dat geloof los staat van cultuur of religie moge duidelijk zijn. De Samaritaanse vrouw (Joh 4) en de Romeinse centurion (Mat 8) kwamen uit totaal verschillende culturen, maar ze werden beiden gelovigen. Jezus ging dus ook zeer vriendelijk met hen om. Vuurtoren in de storm
De enige en ultieme momenten dat Jezus contact heeft met ongelovige niet-Joden, namelijk Romeinen, doet Hij wat zij willen. Hij laat Zich als een lam ter slachting leiden, Hij laat Zich mishandelen, Hij laat Zich vals beschuldigen, want Hij wist wat gedaan moest worden. Dit leidt er onder andere toe dat op het moment van overlijden van Jezus, één van de Romeinen tot geloof komt. (Mat 27:54)
Ná Zijn opstanding uit de dood geeft Jezus Zijn volgelingen de opdracht om van Hem te getuigen en om te vertellen over hun geloof. (Hand 1:8) Dit hebben zij gedaan, in die dagen en over de hele wereld. Na Zijn hemelvaart en ná de Uitstorting van de Heilige Geest in de harten van de gelovigen met Pinksteren, worden er brieven geschreven waarin aan gelovigen uitgelegd wordt wat de betekenis is van die dood, opstanding en Hemelvaart van Christus. (Hand 5:32, 1 Joh 4:14) En wat de positie van de gelovigen is. (2 Kor 5:17, Ef 1:3, 20, 2:6) Wij zijn fysiek wel ín de wereld, maar ons denken zou in de hemel zijn. (Rom 8:6, Fil 3:20, Kol 3:2) Vanuit ons denken volgt ons handelen en daarmee onze levenswandel. (Fil 3:20, Heb 13:5, Jak 3:13, 1 Pet 1:15, 2:12, 3:1, 2, 16) Gelovigen zijn leden van het lichaam van Jezus Christus, (Rom 12:5, 1 Kor 6:15, 12:12, 27, Ef 5:30) Hij is het hoofd. (1 Kor 11:3, Ef 1:22, 4:15, 5:23, Kol 1:18, 2:10) Hij voer ten hemel en daarmee zijn, op zijn minst juridisch, christenen dus geen wereldburgers meer, maar hemelburgers. Paulus vergelijkt christenen dan ook met de sterren in 1 Korinthe 15. Iedere ster is verschillend, maar geen van allen trekken ze zich ook maar iets aan van het leven op aarde. De aandacht van de sterren is niet naar de mensen op aarde, maar de aandacht van de mensen op aarde gaat wel naar de sterren. (Ps 8:3) De eeuwen door heeft men studie gemaakt van het verhaal van de sterren, de sterrenbeelden en de tekens. (Ps 19:1, Jer 31:35, Luk 21:25) Dit doordat de sterren licht geven en bewegen. Vuurtoren in de storm
Laten de christenen daar lering uit trekken en dat voorbeeld volgen voor hun praktische levenswandel. Licht geven, ongeacht de gang van zaken op aarde. (Ez 2:6, 7, Mat 5:14, Fil 2:15, 1 Thes 2:2)
De christen is daarmee ook wel te vergelijken met een vuurtoren. Ongeacht welk weer het is, of er nu wel of geen schepen in de buurt zijn, of de schepen nu wel of niet op de vuurtoren letten: de vuurtoren geeft licht. Hij gaat niet de strijd aan met de storm, de wind of de wolken: hij geeft gewoon licht. Zo ook de christenen: zij proberen niet de wereld te verbeteren, ze proberen geen kwaad te bestrijden, geen schade te herstellen, maar ze helpen mensen om de Weg te vinden de wereld uit. (Gal 1:4, Heb 13:13, 1 Pet 4:4)
Doet alle dingen zonder murmureren en tegenspreken; Opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke gij schijnt als lichten in de wereld; Voorhoudende het woord des levens, mij tot een roem tegen den dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb gelopen, noch tevergeefs gearbeid. (Fil 2:14-16)
Vuurtoren in de storm
Vuurtoren in de storm