Heere Jezus Christus, Eersteling van een Nieuwe Schepping
Blog v. Stempvoort
0

Heere Jezus Christus, Eersteling van een Nieuwe Schepping

De Heere Jezus Christus, Eersteling van een Nieuwe Schepping. De Bijbel is een rijk boek, het is Gods Woord (Romeinen 15:4, Hebreeën 4:12) en het is het enige boek waarover God dit zegt.

De Bijbel bestaat uit twee delen: het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Daarnaast is er in het Oude Testament sprake van enkele verbonden, maar grofweg is ook daarin de verdeling te maken tussen een zogeheten oud verbond en een nieuw verbond. De Bijbel begint met het feit dat God hemel en aarde geschapen heeft (Genesis 1:1) en sluit af met dat Hij een nieuwe hemel en aarde maakt (Openbaring 21:1). Een nieuwe schepping dus. Het doel van deze huidige schepping is daarmee duidelijk: het voortbrengen van een nieuwe schepping. De hele Bijbel tussen de eerste verzen van Genesis en de laatste verzen van Openbaring legt uit hoe God deze nieuwe schepping tot stand brengt (Zacharia 4:6, Openbaring 21:5) en wie er deel aan hebben (Johannes 3:15, 1 Johannes 5:1). Daar waar deze huidige schepping gekenmerkt wordt door ongeloof en strijd, wordt de nieuwe schepping gekenmerkt door geloof en vrede.

Het Nieuwe Testament begint met “Het boek des geslachts van JEZUS CHRISTUS, Zoon van David, zoon van Abraham.” (Matthéüs 1:1). We hebben het in het Nieuwe Testament dus over Jezus Christus, niet over een willekeurige Jezus of een Jeshua, maar Jezus Christus (Zie ook de studie Het offer van Christus). Hij is enige die zo heet en die deze naam waardig is! (Openbaring 4:11) Verder lezen we dat Hij Zoon van David en Zoon van Abraham genoemd wordt. Het bijzondere van deze twee personen is dat God met hen beiden een verbond sloot (Genesis 17:1-9, 2 Kronieken 7:18), een verschillend verbond. Daarnaast sloot God een verbond met Adam en Eva (Hoséa 6:7), Noach (Genesis 9:9) en Mozes (Ex 34:27). Het betreft dan niet steeds een verdere uitwerking van het eerste verbond. Het is niet zo dat het ene verbond steeds gedetailleerder wordt beschreven met iedere volgende persoon van dat rijtje. God zegt niet tegen Noach dat het verbond dat Hij sloot met Adam een extra dimensie krijgt, er komt niet een aanvulling bij het bestaande verbond. God sluit in het Oude Testament met Adam, Noach, Abraham, Mozes en David steeds een apart verbond. In volgende blogs zal ik hier dieper op in gaan. Het verbond met Abraham wordt ook wel het verbond met Abraham, Izak en Jakob genoemd (Exodus 2:24, Leviticus 26:42), het is een ander verbond dan het verbond dat God sloot met Adam, Noach, Mozes of David. God sluit met ieder van deze personen een ander verbond, met andere beloften, andere bepalingen (slechts de besnijdenis komt voor bij zowel Abraham (Genesis 17:11) als bij Mozes (Leviticus 12:3)). Sommige van deze verbonden waren slechts een belofte van wat God zou doen, andere verbonden waren voorwaardelijk (Exodus 19:5): op basis van het gedrag van de betrokkenen werden er consequenties aan verbonden, positief dan wel negatief.

Het waren geen verbonden met alleen de betrokken personen. Aan ieder van bovengenoemde personen deed God de belofte dat het zou gelden voor hun nageslacht of, in het geval van Mozes, voor het hele volk Israël (voor zover dat Mozes wilde volgen). Degenen die zich in het geval van Mozes niet onder de wet van dit verbond wilden plaatsen, vertrokken uit Egypte naar andere delen van de wereld. Het verbond van God met Adam en Eva, evenals dat met Noach, geldt de voltallige mensheid (Genesis 9:9). Het verbond met Abraham vereist meer uitleg, maar komt erop neer dat in Oud Testamentische tijd er tenminste 8 volken met evenzovele koninklijke dynastieën hun oorsprong vinden bij Abraham, evenals de bijbehorende religies van het Jodendom, Christendom, Islam en Hindoeïsme. Op hoger niveau legt het Nieuwe Testament uit dat de Heere Jezus Christus de vervulling is van de belofte aan Abraham en dat een ieder die in Hem gelooft gezegend wordt met Abraham (Romeinen 4:3, Galaten 3:16). Het gaat dan ook niet om de fysieke besnijdenis van de voorhuid, maar om de besnijdenis van het hart (Romeinen 2:29, Kolossenzen 2:11). Het verbond van God met het volk Israël, onder leiding van Mozes, is een tijdelijk verbond in die zin dat de Heere God Zelf zegt dat het beëindigd is (Hebreeën 8:13). Hij vergelijkt het met een huwelijk wat Hij sloot met het volk Israël. Israël was Zijn bruid en zij ging stelselmatig vreemd door afgoden te dienen (Jeremia 31:31-33). Hierom beschouwt God Zich als gescheiden van het volk Israël (de 10 stammen) en de Joden (de 2 stammen).

Met David sluit God een verbond met de belofte van een Zoon Die een tempel zou bouwen en Die in eeuwigheid op de troon zou zitten (2 Samuël 7:12, 13; 1 Koningen 5:5; 1 Kronieken 22:10). Niet bepaald van toepassing op Salomo, de zoon van David die na hem op de troon zat, want God zegt tegen hem: “Je hebt Mijn verbond niet gehouden, dus Ik zal het koninkrijk van je afnemen, maar omwille van uw vader David zal je zoon een stam (Juda) mogen houden (1 Koningen 11:11). Reeds vóór de tijd van David was er sprake van een tweedeling in het volk Israël, enerzijds was daar Juda en anderzijds Israël (Efraïm) (Jozua 11:21, 1 Samuël 17:52, 18:16, 2 Samuël 2:10, 5:5). Ten tijde van Saul, David en Salomo was er sprake van een verenigd koninkrijk, maar ervoor en erna was er sprake van twee entiteiten. Na Salomo was er sprake van twee koninkrijken. Juda in het zuiden (met de tempel in Jeruzalem) en Israël in het noorden. De Heere beschouwt Zichzelf in die tijd nog steeds als getrouwd: nu met twee vrouwen, twee zussen, zoals Jacob getrouwd was met Rachel en Lea. Vandaar dat de profeten Jeremia en Ezechiël profeteerden tegen respectievelijk de twee en de tien stammen wegens hun afgoderij en daarmee hun ontrouw aan de Heer (Jeremia 3:6-8, Ezechiël 23:4). Hierin zien we dus weer de ontrouw terug van het volk waar ik eerder naar verwees. Hierom ook profeteert Jeremia reeds in de 7e eeuw vóór Christus dat het verbond van de Wet beëindigd zal worden en er een nieuw verbond zal komen. Paulus legt later uit dat God het verbond van de Wet als verouderd beschouwd vanaf het moment dat Jeremia deze profetie uitspreekt (Hebreeën 8:13). Juda en Israël worden dan ook weggestuurd. Wel volgt de belofte van een nieuw verbond: niet meer een van buitenaf opgelegde wet, maar het ontvangen van Zijn Geest in ons hart (Ezechiël 36:26). De Heer zal met Juda en Israël een nieuw verbond oprichten en de Heere Jezus Christus zal Koning over hen zijn, zittend op de troon in Jeruzalem (Ezechiël 34:24, 37:25).

Dit alles was bekend gemaakt in het Oude Testament en de mensen ten tijde van het evangelie van Matthéüs zullen dit in gedachten gehad hebben, vandaar dat Matthéüs hieraan refereert (Matthéüs 25:56). Vervolgens legt de Heere Jezus Christus uit dat in het Oude Testament ook beschreven staat dat de beloofde Messias (de vervulling van de belofte aan Adam, Abraham en David) moest lijden en sterven voordat Hij in Zijn heerlijkheid kon ingaan (Lukas 24:26). Hij gaat vervolgens heen, zodat de Heilige Geest uitgestort kan worden in de harten van de gelovigen (Johannes 14:23, 26) om zodoende een Gemeente te verzamelen als Lichaam van het Hoofd (Efeze 5:23, Kolossenzen 1:24).

Wat de bijbel ons leert is dat de komst van Jezus, Zijn dood en met name opstanding uit de dood waarmee Hij de Christus werd, de vervulling is van al deze verbonden die God met verschillende personen gedurende het oude testament gesloten heeft.

De Heere Jezus Christus, Eersteling van een Nieuwe Schepping, dát is hét Evangelie.

Op het moment dat u de keuze maakt te geloven (= te vertrouwen op) in Jezus als de Zoon van God, ontvangt u Zijn Geest en bent u deel van Zijn Lichaam en hebt u deel aan elke geestelijke zegening in de Hemel. Meer weten? Lees de studie “Waartoe is een gelovige wedergeboren?”


De Heere Jezus Christus, Eersteling van een Nieuwe Schepping

Heere Jezus Christus, Eersteling van een Nieuwe Schepping

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *